vrijdag 17 april 2015

Lenteslaap en dromen - deel 1

                                                                Bron: Pinterest.com

Over de slaap kan ontzettend veel verteld worden en het fenomeen is niet zomaar een twee drie uit te leggen. Dat getuigen de vele boeken die over het onderwerp verschenen zijn. Zo zijn er volgens ‘The international classification of sleep disorders’ meer dan tachtig soorten bekende slaapproblemen, van lichamelijke tot mentale, maar ook slaapproblemen door middelengebruik of door omgevingsgerelateerde factoren. We weten allemaal dat de gevolgen van een slechte nachtrust vaak desastreus zijn en niet alleen een impact op het individu hebben, maar ook op zijn omgeving: relatie, werk etc. Slaapproblemen overlappen elkaar dan ook nog eens regelmatig en soms is het moeilijk om het onderscheid te zien tussen wat oorzaak is en wat gevolg. Over de specifieke slaapproblemen die er zijn zal ik het hier verder niet hebben, maar wel over hoe de slaap eruitziet, wat je in een slaappatroon kan lezen en wat er in de toekomst mogelijk zal zijn op het gebied van droomanalyse.



Het slaaponderzoek is nog een relatief jonge wetenschap. Mensen trachten sinds eeuwen de geheimen van de slaap te ontsluieren. Zo zijn er al uitspraken bij de oude Grieken te vinden die het verschijnsel probeerden te verklaren en het is dan ook niet verwonderlijk dat in de Griekse sagen Hypnos, de slaap, en Thanatos, de dood, beiden zonen zijn van Nyx, de godin van de nacht.

Zo’n tachtig jaar geleden kwam er een grote doorbraak toen het mogelijk werd om de in de hersens ontstane elektrische stroom te meten en zichtbaar te maken (het EEG). Waar voorheen wetenschappers het nut van slaaponderzoek niet inzagen – het was een te ontoegankelijk en vaag gebied – opende het EEG de wereld van de slaap en gaf het ons eindelijk een inzicht in hoe die eruitzag.

Wie me een slaapregistratie ziet analyseren, vraagt zich vaak af hoe ik dat in hemelsnaam leuk kan vinden. En ik vind het ook ontzettend boeiend, want het is net als het lezen van een boek. De hersengolven vertellen me het verhaal van de slaap en iedere slaap vertelt zijn eigen originele verhaal, telkens weer net ietsje anders. Ontdekken wat er verkeerd is aan het slaappatroon is dus een spannende uitdaging. In grote lijnen hebben we allemaal dezelfde slaapkenmerken, maar als je dieper graaft, dan kun je kleine details ontdekken die afwijken. De een heeft bijvoorbeeld meer alfagolven in zijn ontspannen waak dan de andere en sommigen vertonen zelfs (waak)alfagolven tijdens de slaap.

Kortweg gesteld hebben we drie soorten slaap: lichte slaap, diepe slaap en droomslaap (of REM, naar de snelle oogbewegingen tijdens de droomslaap: Rapid Eye Movements). Samen vormen ze één slaapcyclus. De eerste uren hebben we vooral diepe slaap, naar de ochtend toe hebben we meer droomslaap. Afhankelijk van de duur van de slaap hebben we gemiddeld vijf slaapcycli per nacht en iedere cyclus duurt 60 tot 90 minuten.

Na een periode van alfagolven en trage oogbewegingen (ontspannen waak) gaan we over naar de lichte slaap die het grootste deel van de slaap beslaat, namelijk zo’n 50%. Het EEG vertoont tragere golven en er worden geen oogbewegingen waargenomen. In dit stadium ben je gemakkelijk wekbaar en heb je ook de meeste kans op praten in de slaap. Bij kinderen is praten in de slaap een onderdeel van het groeiproces, het omgaan met en het verwerken van nieuwe prikkels. Bij volwassenen kan het een teken zijn van spanning of extreme vermoeidheid.

Na de lichte slaap gaan we over in de diepe slaap. Hier zien we grote, brede hersengolven (deltagolven). Uit de diepe slaap is men het moeilijkst te wekken, maar ook hier kunnen vreemde zaken gebeuren. Neem bijvoorbeeld het slaapwandelen, dat bij kinderen een normaal fenomeen is en bij volwassenen kan duiden op emotionele stress.

Ten slotte komen we in de REM-fase of de droomslaap terecht. Het EEG wordt hier gekenmerkt door snelle golven en ook de oogbewegingen zijn weer terug. Naast de snelle oogbewegingen is de lage spiertonus typisch aan de REM. Met andere woorden: onze spieren zijn ‘verlamd’, en daar is een goede reden voor. In dit stadium dromen we namelijk en indien de spieren niet verlamd zouden zijn, dan zouden we uitvoeren wat we dromen. Toch is ook hier weer een uitzondering op: REM sleep behavior disorder (RSBD). Personen die aan RSBD lijden hebben geen verslapte spiertonus, met als gevolg dat ze hevige bewegingen vertonen, zelfs tot opstaan uit bed.

Iedere persoon heeft zijn eigen slaapsignatuur: hij is een avond- of ochtendmens, een lang- of kortslaper. Avondmensen slapen niet per se minder of meer, maar kunnen pas laat op de avond of in het begin van de nacht in slaap vallen. Ochtendtypes gaan gemiddeld anderhalf uur eerder naar bed en staan bijna twee uur eerder op dan avondtypes. Het verloop van de lichaamstemperatuur is bij beiden verschillend en kan aangeven of iemand een avond- of ochtendtype is. Hoe deze tegenstellingen kunnen bestaan, daar heeft men nog altijd geen antwoord op. Gewoonten of erfelijkheid kunnen een rol spelen, maar daar is men nog niet over uit.

Dan heb je de lang- en kortslapers. Langslapers kunnen tot wel 14 uur slaapbehoefte hebben en er zijn kortslapers die al aan vier uur per nacht genoeg hebben. Napoleon, Edison en Churchill waren beroemde kortslapers die slechts een paar uurtjes slaap nodig hadden. Einstein echter had een slaapbehoefte van minstens 10 uur en beweerde zijn meest geniale invallen in bed te hebben gekregen. Kortslapers met slechts drie uur slaap per nacht hebben een andere slaapopbouw: ze hebben meer diepe slaap en minder lichte slaap. Waarschijnlijk spelen erfelijkheidsfactoren een rol in het ontstaan van een korte of lange slaper. Totaal zonder slaap kunnen is onmogelijk, in ieder geval niet gedurende een langere periode. Vaak denkt iemand dat hij weinig tot niet geslapen heeft, maar als men dan naar zijn slaappatroon kijkt, ziet men meerdere korte perioden van slaap, echter zo kort en vaak onderbroken dat de persoon het gevoel heeft helemaal niet te hebben geslapen.

In de lente, met de langere lichtdagen, hebben we de neiging om langer op te blijven en vroeger op te staan. Zolang je overdag geen vermoeidheidsklachten ondervindt is dat prima. Het is ontzettend belangrijk dat je zo veel mogelijk een vast slaapritme aanhoudt, zowel tijdens de winter als de zomer, zowel tijdens de week als het weekend. Een vast tijdstip om naar bed te gaan en op te staan en het respecteren van de duur van je eigen slaapbehoefte is cruciaal voor de gezondheid (mentaal en lichamelijk) en voor een goed functioneren tijdens de dag.

We hebben een biologische klok die ons slaap-waakritme reguleert en het is essentieel om daarnaar te luisteren. Maar wat als die klok van buitenaf, door het instellen van het zomer- of winteruur, tegengewerkt wordt? Gelukkig past onze slaap zich na een paar dagen weer aan. Ons lichaam heeft dan weer geleerd van het patroon dat de vorige dag en nacht is gevestigd. Dat snel aanpassen zien we ook wanneer we na een weekend uitslapen vroeger op moeten staan.

Onderzoek gaf aan dat wanneer men de gebruikelijke slaaptijd met twee tot vier uur vermindert, de slaapbehoefte overdag toeneemt en soms leidt tot microslaapjes (enkele seconden slaap) waar men zich niet altijd bewust van is. Met alle gevolgen van dien, zoals verkeersongevallen, die vaak te wijten zijn aan slaaptekort. Kijk ook maar naar het jetlagfenomeen: het kan tot twee weken duren eer ons ritme zich aan een faseverschuiving heeft aangepast. Het is niet zo, zoals velen denken, dat je na een slaaponthouding van meerdere dagen ook hetzelfde aantal dagen nodig hebt om in te halen. Meestal is één goede nachtrust, waar de diepe slaap dan prominenter aanwezig is dan normaal, al voldoende. De Remslaap is minder gevoelig voor slaaptekort. Meer Remslaap wordt pas waargenomen na meerdere nachten van slaaponthouding.

Met de introductie van het kunstlicht kan men nu zelf bepalen wanneer het licht of donker moet zijn (het ‘Edison-effect’), en dat heeft zijn voordelen maar ook zijn nadelen. Vroeger gingen we slapen wanneer het donker werd en stonden we op bij het eerste licht, nu kunnen we dit moment eindeloos uitstellen. Dat wordt dan ook nog eens versterkt door de televisie en onze computers die je het gevoel geven dat je iets mist als je naar bed gaat. Het is dus een constant gevecht tussen onze biologische klok en de druk van de samenleving of het gezin. Opmerkelijk is dat zonder invloed van buitenaf onze klok geen 24-uurritme heeft, maar 25 uur. Bij experimenten waarin mensen in totale isolatie verbleven, zonder licht-donkerinvloed van buitenaf, werd dit soms zelfs 48 uur!

Toch kan die klok hergeprogrammeerd worden door kunstlicht met een intensiteit van ongeveer 2500 lux, wat hetzelfde is als pril ochtendlicht. Het dag-nachtritme, aangestuurd door die klok, kan zelfs met tien uur opgeschoven worden, en dat enkel met behulp van lichttherapie. In de lente en zomer is er meer licht, wat positief op onze gemoedstoestand werkt, maar soms nefast is voor de slaap. Ooglappen of donkere gordijnen kunnen hier soelaas bieden.

Maar laten we vooral juichen dat de dagen langer worden, want licht is voor zoveel goed. Dat lichttherapie helpt tegen depressieve gevoelens (seizoensgebonden winterdepressie) wisten we al langer (al zijn de meningen over de effectiviteit hierover nog steeds verdeeld), maar het kan nog veel meer. Zo kun je er de effecten van een jetlag mee verzachten en het kan mensen die in ploegendienst werken helpen om de overgang naar de wisselende uurroosters te vergemakkelijken.

Hoe zit het met dromen? Daarover heb ik het in mijn volgende blog. Sweet dreams!
Mel Hartman

Geen opmerkingen:

Een reactie posten