bron afbeelding: girlgonegeekblog.com
Soms heb ik
last van nostalgie en verlang ik naar mijn onbezorgde kindertijd waarin een
fantasiewereld net zo reëel kon zijn als een echte wereld. Een tijd waarin ik
dacht: ‘Op mijn hemelbed zitten engeltjes die tijdens de nacht over me waken.’
Een periode waarin ik, voor het slapengaan, mijn haren op mijn hals legde,
omdat ik het bizarre idee had dat als een vampier me wilde bijten, hij dan eerst
mijn haren opzij zou moeten leggen en dat zou me dan net genoeg tijd geven om
te vluchten.
Ik duik in
mijn grote, houten opbergkist. De Kist (grote K!) met tientallen dag- en
nachtboeken, met oude liefdesbriefjes, barslechte eerste schrijfpogingen en
zelfgemaakte stripverhaaltjes. Een kist die ik, nadat mijn man en hondje in
veiligheid zijn, als eerstvolgende mee naar buiten sleur wanneer er brand uitbreekt.
Hoewel ik niet denk dat het me zou lukken, het ding is loeizwaar, zou ik er al
mijn krachten voor inzetten, want voor iemand met een barslecht geheugen is een
‘Memory Lane’ Kist meer waard dan alle goud in Fort Knox.
Wanneer ik mijn
oude droomboeken lees, speelt er een glimlach om mijn lippen. Ik had echt wel
een rijke fantasie: ontmoetingen met feeën en zandkuilen op het strand die leidden
naar andere dimensies. Ik ontmoette heerlijke, compleet geschifte en bizarre
wezens en bevond me op plaatsen waarbij vergeleken het Wonderland van Alice er 'sense'
uitziet.
Nu, als
volwassene, lijken mijn dromen ‘normaler’. Ze zijn gelukkig nog steeds bizar,
want zo zijn dromen nou eenmaal, maar alles is toch met een laag realiteit bedekt.
Waar zijn mijn dromen over vampiers, elfen en andere mythologische figuren
gebleven? Dromen waarin ik in een computerspel kon springen om daar midden in
een voetbalwedstrijd terecht te komen? Hoewel ik ze als kind soms angstaanjagend
vond, zou ik ze nu best terug willen, al is het enkel als inspiratie voor mijn
boeken. Maar heb ik dan geen fantasierijke dromen meer?
Ik besluit
om mijn laatste dromen na te kijken, en wat ontdek ik?
Ik droom
wel nog fantasievol, want de dromen gaan over: elfjes die ik wil vangen,
tapijten gemaakt uit mensenhuid (ja, oké, bah, maar ik had 39 graden koorts,
kan ik het helpen), zombies in kelders, haaien die me op het droge achterna zitten
en vliegen op een bed. En blijkbaar vind ik ze niet meer eng, want ik lees
verder dat ik me tegen de gruwelijke wezens verzet en de dromen zelfs als
plezierig omschrijf. Zo riep ik tegen de zombies: ‘Laat me met rust, ik ben nog
lang niet dood!’, waarna ik resoluut en zonder angst wegliep. En zo verjoeg ik
de haaien door naar ze te trappen en meubels naar hen te gooien, intussen oplettend
dat ze niet in mijn been konden happen. (trouwens, dit stukje droom heb ik
gebruikt in het kortverhaal dat je hier gratis kunt downloaden)
Blijkbaar
trek ik mijn filosofie van overdag ook door naar de nacht, want ik zeg vaak
tegen vriendinnen: ‘Angsten zijn er om te overwinnen’.
Maar komt
het nou omdat ik fantasierijke boeken schrijf dat ik dergelijke dromen heb of
schrijf ik fantasieboeken door mijn dromen? Wel, allebei, volgens mij. En
wanneer ik mijn dromen niet herinner en de fantasie mis, dan heb ik gelukkig
nog mijn boeken waarin ik even in een bizarre wereld kan vertoeven.
Een van
mijn favoriete gezegden is dan ook: een
gelukkig mens heeft het kind in zich bewaard.
Met eigen toevoeging:
ook al is het enkel in zijn dromen.
Mel Hartman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten