Over de
slaap kan ontzettend veel verteld worden en het fenomeen is niet zomaar een
twee drie uit te leggen. Dat getuigen de vele boeken die over het onderwerp
verschenen zijn. Zo zijn er volgens ‘The
international classification of sleep disorders’ meer dan tachtig soorten
bekende slaapproblemen, van lichamelijke tot mentale, maar ook slaapproblemen
door middelengebruik of door omgevingsgerelateerde factoren. We weten allemaal
dat de gevolgen van een slechte nachtrust vaak desastreus zijn en niet alleen
een impact op het individu hebben, maar ook op zijn omgeving: relatie, werk
etc. Slaapproblemen overlappen elkaar dan ook nog eens regelmatig en soms is
het moeilijk om het onderscheid te zien tussen wat oorzaak is en wat gevolg.
Over de specifieke slaapproblemen die er zijn zal ik het hier verder niet
hebben, maar wel over hoe de slaap eruitziet, wat je in een slaappatroon kan
lezen en wat er in de toekomst mogelijk zal zijn op het gebied van
droomanalyse.
Het
slaaponderzoek is nog een relatief jonge wetenschap. Mensen trachten sinds
eeuwen de geheimen van de slaap te ontsluieren. Zo zijn er al uitspraken bij de
oude Grieken te vinden die het verschijnsel probeerden te verklaren en het is
dan ook niet verwonderlijk dat in de Griekse sagen Hypnos, de slaap, en
Thanatos, de dood, beiden zonen zijn van Nyx, de godin van de nacht.
Zo’n
tachtig jaar geleden kwam er een grote doorbraak toen het mogelijk werd om de
in de hersens ontstane elektrische stroom te meten en zichtbaar te maken (het
EEG). Waar voorheen wetenschappers het nut van slaaponderzoek niet inzagen –
het was een te ontoegankelijk en vaag gebied – opende het EEG de wereld van de
slaap en gaf het ons eindelijk een inzicht in hoe die eruitzag.
Wie me een
slaapregistratie ziet analyseren, vraagt zich vaak af hoe ik dat in hemelsnaam
leuk kan vinden. En ik vind het ook ontzettend boeiend, want het is net als het
lezen van een boek. De hersengolven vertellen me het verhaal van de slaap en
iedere slaap vertelt zijn eigen originele verhaal, telkens weer net ietsje
anders. Ontdekken wat er verkeerd is aan het slaappatroon is dus een spannende
uitdaging. In grote lijnen hebben we allemaal dezelfde slaapkenmerken, maar als
je dieper graaft, dan kun je kleine details ontdekken die afwijken. De een
heeft bijvoorbeeld meer alfagolven in zijn ontspannen waak dan de andere en
sommigen vertonen zelfs (waak)alfagolven tijdens de slaap.
Kortweg
gesteld hebben we drie soorten slaap: lichte slaap, diepe slaap en droomslaap
(of REM, naar de snelle oogbewegingen tijdens de droomslaap: Rapid Eye
Movements). Samen vormen ze één slaapcyclus. De eerste uren hebben we vooral
diepe slaap, naar de ochtend toe hebben we meer droomslaap. Afhankelijk van de
duur van de slaap hebben we gemiddeld vijf slaapcycli per nacht en iedere cyclus
duurt 60 tot 90 minuten.
Na een
periode van alfagolven en trage oogbewegingen (ontspannen waak) gaan we over
naar de lichte slaap die het grootste deel van de slaap beslaat, namelijk zo’n
50%. Het EEG vertoont tragere golven en er worden geen oogbewegingen
waargenomen. In dit stadium ben je gemakkelijk wekbaar en heb je ook de meeste
kans op praten in de slaap. Bij kinderen is praten in de slaap een onderdeel
van het groeiproces, het omgaan met en het verwerken van nieuwe prikkels. Bij
volwassenen kan het een teken zijn van spanning of extreme vermoeidheid.
Na de
lichte slaap gaan we over in de diepe slaap. Hier zien we grote, brede
hersengolven (deltagolven). Uit de diepe slaap is men het moeilijkst te wekken,
maar ook hier kunnen vreemde zaken gebeuren. Neem bijvoorbeeld het
slaapwandelen, dat bij kinderen een normaal fenomeen is en bij volwassenen kan
duiden op emotionele stress.
Ten slotte
komen we in de REM-fase of de droomslaap terecht. Het EEG wordt hier gekenmerkt
door snelle golven en ook de oogbewegingen zijn weer terug. Naast de snelle
oogbewegingen is de lage spiertonus typisch aan de REM. Met andere woorden:
onze spieren zijn ‘verlamd’, en daar is een goede reden voor. In dit stadium
dromen we namelijk en indien de spieren niet verlamd zouden zijn, dan zouden we
uitvoeren wat we dromen. Toch is ook hier weer een uitzondering op: REM sleep behavior disorder (RSBD).
Personen die aan RSBD lijden hebben geen verslapte spiertonus, met als gevolg
dat ze hevige bewegingen vertonen, zelfs tot opstaan uit bed.
Iedere
persoon heeft zijn eigen slaapsignatuur: hij is een avond- of ochtendmens, een
lang- of kortslaper. Avondmensen slapen niet per se minder of meer, maar kunnen
pas laat op de avond of in het begin van de nacht in slaap vallen. Ochtendtypes
gaan gemiddeld anderhalf uur eerder naar bed en staan bijna twee uur eerder op
dan avondtypes. Het verloop van de lichaamstemperatuur is bij beiden
verschillend en kan aangeven of iemand een avond- of ochtendtype is. Hoe deze
tegenstellingen kunnen bestaan, daar heeft men nog altijd geen antwoord op.
Gewoonten of erfelijkheid kunnen een rol spelen, maar daar is men nog niet over
uit.
Dan heb je
de lang- en kortslapers. Langslapers kunnen tot wel 14 uur slaapbehoefte hebben
en er zijn kortslapers die al aan vier uur per nacht genoeg hebben. Napoleon,
Edison en Churchill waren beroemde kortslapers die slechts een paar uurtjes
slaap nodig hadden. Einstein echter had een slaapbehoefte van minstens 10 uur
en beweerde zijn meest geniale invallen in bed te hebben gekregen. Kortslapers
met slechts drie uur slaap per nacht hebben een andere slaapopbouw: ze hebben
meer diepe slaap en minder lichte slaap. Waarschijnlijk spelen
erfelijkheidsfactoren een rol in het ontstaan van een korte of lange slaper.
Totaal zonder slaap kunnen is onmogelijk, in ieder geval niet gedurende een
langere periode. Vaak denkt iemand dat hij weinig tot niet geslapen heeft, maar
als men dan naar zijn slaappatroon kijkt, ziet men meerdere korte perioden van
slaap, echter zo kort en vaak onderbroken dat de persoon het gevoel heeft
helemaal niet te hebben geslapen.
In de lente,
met de langere lichtdagen, hebben we de neiging om langer op te blijven en
vroeger op te staan. Zolang je overdag geen vermoeidheidsklachten ondervindt is
dat prima. Het is ontzettend belangrijk dat je zo veel mogelijk een vast
slaapritme aanhoudt, zowel tijdens de winter als de zomer, zowel tijdens de
week als het weekend. Een vast tijdstip om naar bed te gaan en op te staan en
het respecteren van de duur van je eigen slaapbehoefte is cruciaal voor de
gezondheid (mentaal en lichamelijk) en voor een goed functioneren tijdens de
dag.
We hebben
een biologische klok die ons slaap-waakritme reguleert en het is essentieel om
daarnaar te luisteren. Maar wat als die klok van buitenaf, door het instellen
van het zomer- of winteruur, tegengewerkt wordt? Gelukkig past onze slaap zich
na een paar dagen weer aan. Ons lichaam heeft dan weer geleerd van het patroon
dat de vorige dag en nacht is gevestigd. Dat snel aanpassen zien we ook wanneer
we na een weekend uitslapen vroeger op moeten staan.
Onderzoek
gaf aan dat wanneer men de gebruikelijke slaaptijd met twee tot vier uur
vermindert, de slaapbehoefte overdag toeneemt en soms leidt tot microslaapjes
(enkele seconden slaap) waar men zich niet altijd bewust van is. Met alle
gevolgen van dien, zoals verkeersongevallen, die vaak te wijten zijn aan
slaaptekort. Kijk ook maar naar het jetlagfenomeen: het kan tot twee weken
duren eer ons ritme zich aan een faseverschuiving heeft aangepast. Het is niet
zo, zoals velen denken, dat je na een slaaponthouding van meerdere dagen ook
hetzelfde aantal dagen nodig hebt om in te halen. Meestal is één goede
nachtrust, waar de diepe slaap dan prominenter aanwezig is dan normaal, al
voldoende. De Remslaap is minder gevoelig voor slaaptekort. Meer Remslaap wordt
pas waargenomen na meerdere nachten van slaaponthouding.
Met de
introductie van het kunstlicht kan men nu zelf bepalen wanneer het licht of
donker moet zijn (het ‘Edison-effect’), en dat heeft zijn voordelen maar ook
zijn nadelen. Vroeger gingen we slapen wanneer het donker werd en stonden we op
bij het eerste licht, nu kunnen we dit moment eindeloos uitstellen. Dat wordt
dan ook nog eens versterkt door de televisie en onze computers die je het
gevoel geven dat je iets mist als je naar bed gaat. Het is dus een constant
gevecht tussen onze biologische klok en de druk van de samenleving of het
gezin. Opmerkelijk is dat zonder invloed van buitenaf onze klok geen
24-uurritme heeft, maar 25 uur. Bij experimenten waarin mensen in totale
isolatie verbleven, zonder licht-donkerinvloed van buitenaf, werd dit soms
zelfs 48 uur!
Toch kan
die klok hergeprogrammeerd worden door kunstlicht met een intensiteit van
ongeveer 2500 lux, wat hetzelfde is als pril ochtendlicht. Het dag-nachtritme,
aangestuurd door die klok, kan zelfs met tien uur opgeschoven worden, en dat
enkel met behulp van lichttherapie. In de lente en zomer is er meer licht, wat
positief op onze gemoedstoestand werkt, maar soms nefast is voor de slaap.
Ooglappen of donkere gordijnen kunnen hier soelaas bieden.
Maar laten
we vooral juichen dat de dagen langer worden, want licht is voor zoveel goed.
Dat lichttherapie helpt tegen depressieve gevoelens (seizoensgebonden winterdepressie)
wisten we al langer (al zijn de meningen over de effectiviteit hierover nog
steeds verdeeld), maar het kan nog veel meer. Zo kun je er de effecten van een
jetlag mee verzachten en het kan mensen die in ploegendienst werken helpen om
de overgang naar de wisselende uurroosters te vergemakkelijken.
Hoe zit het
met dromen? Daarover heb ik het in mijn volgende blog. Sweet dreams!
Mel Hartman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten